Orthodontie
Orthodontie houdt zich bezig met het rechtzetten van scheve tanden en het corrigeren van een foute occlusie /"beet" door middel van losse en vaste beugels bij kinderen maar evenwel bij volwassenen
Wat is Orthodontie
Orthodontist
Behandeling
Apparatuur & Beugels
Orthodontie is het specialisme dat zich bezig houdt met de studie, begeleiding en behandeling van de groei van de kaken en de ontwikkeling van het gebit. Het doel van orthodontie (gebitsregulatie) is het verkrijgen van een goed functionerend en regelmatig gebit, dat er mooi uitziet en goed schoon te houden is.
Bij kinderen worden niet alleen de tanden en kiezen verplaatst tijdens een orthodontische behandeling. Ook de groei van de kaken kan met beugels worden bijgestuurd.
Voordelen van Orthodontie
- Verbetering van het uiterlijk: het uiterlijk van het gezicht is belangrijk voor de persoonlijkheidsontwikkeling.
- Verbetering van de functie van het gebit: tanden en kiezen moeten goed op elkaar passen om te kunnen afbijten en kauwen. Het kaakgewricht kan dan beter functioneren. Abnormale slijtage van tanden en kiezen wordt tegengegaan.
Voorkomen beschadiging van tanden en kiezen; tanden die te ver naar voren staan hebben een veel groter risico op beschadigingen bij een ongeval. Bovendien belemmeren vooruitstekende tanden de lipsluiting. Hierdoor kan het tandvlees ontsteken.
- Tegengaan van problemen veroorzaakt door tanden en kiezen die niet doorkomen; tanden en kiezen die helemaal of gedeeltelijk in de kaak blijven zitten kunnen aanleiding geven tot allerlei problemen. Er kunnen b.v. ontstekingen ontstaan. De wortels van naburige tanden en kiezen kunnen beschadigd worden. Tanden en kiezen kunnen zo verloren gaan.
- Voorkomen van gaatjes en tandvleesontstekingen; een gebit met scheve en elkaar overlappende tanden is moeilijk schoon te houden. Hierdoor ontstaan er gemakkelijker gaatjes en tandvleesontstekingen.
Voorwaarde voor een orthodontische behandeling is dat het gebit en het tandvlees in een goede conditie zijn.
Welke orthodontische afwijkingen zijn er?
Er zijn een heleboel orthodontische afwijkingen. Grofweg kunnen ze in twee categorieen worden ingedeeld.
In de eerste plaats zijn er orthodontische afwijkingen die het gevolg zijn van het verkeerd groeien van de kaken. Zo kan de onderkaak bijvoorbeeld te weinig groei vertonen. Hierdoor lijkt het vaak alsof de boventanden te ver naar voren staan. Ook kan het zo zijn dat de onderkaak te hard groeit en te veel naar voren komt te staan. Kaken kunnen ook teveel naar links of naar rechts groeien. Het gezicht wordt dan asymmetrisch.
In de tweede plaats zijn er orthodontische afwijkingen die te maken hebben met een onregelmatige stand van het gebit. Zo kan er bijvoorbeeld te weinig ruimte zijn voor de tanden en kiezen. Hierdoor gaan de tanden en kiezen elkaar vaak overlappen. Maar er kan ook juist teveel ruimte zijn. Dit leidt tot spleten tussen de tanden en kiezen. Er zijn ook nog diverse andere soorten afwijkingen, zoals bijvoorbeeld het ontbreken van bepaalde tanden en kiezen.
Bij veel patiënten is er sprake van een combinatie van afwijkingen van zowel de stand van de kaken als de stand van het gebit.
Oorzaken van orthodontische afwijkingen
Aangeboren
Het is vrijwel onmogelijk om precies aan te geven hoe een bepaalde orthodontische afwijking is ontstaan. De vorm en grootte van de gebitselementen en de kaken is deels erfelijk vastgelegd. Bekend is b.v. dat een vooruitstekende onderkaak bij sommige families veel voorkomt. De ontwikkeling van het gebit en de kaken kan ook door bepaalde aangeboren afwijkingen worden verstoord. Dit is o.a. het geval bij schisis (hazenlip). Bij deze aangeboren afwijking wordt de boventandboog door een spleet in de kaak onderbroken.
Mondgewoonten
Tijdens de groei en gebitsontwikkeling wordt de vorm van het gebit en de kaken onder de invloed van krachten veranderd. Niet alleen krachten die door beugels worden uitgeoefend, maar ook krachten ten gevolge van mondgewoonten kunnen de vorm van de kaken en de stand van de tanden en kiezen veranderen. De mate waarin de vorm van het gebit en de kaken wordt veranderd hangt af van de intensiteit van de mondgewoonten. Veelvoorkomende gewoonten die tijdens de groeiperiode een rol spelen bij het ontstaan van orthodontische afwijkingen zijn duimzuigen, tongpersen en open-mondgedrag.
Duimzuigen
Bij duimzuigen worden de boventanden tijdens het zuigen door de duim naar voren geduwd. De ondertanden worden naar achteren gedrukt. Als gevolg hiervan ontstaat er een overbeet d.w..z. een vergrote afstand tussen de boven - en ondertanden. De overbeet is het grootst op de plaats waar de duim tussen de voortanden wordt gehouden.
Tongpersen
Indien de tong in rust en tijdens slikken tussen de tanden wordt gehouden wordt het uitgroeien van de tanden belemmerd. Bij dichtbijten komen de onder- en boventanden niet meer met elkaar in contact. Deze afwijking wordt een open beet genoemd. Open beten kunnen ook achter in het gebied bij de kiezen voorkomen. Tongpersen wordt ook wel tonginterdentaliteit (=met de tong tussen de tanden) genoemd.
Open-mondgedrag
Open-mondgedrag gaat vaak gepaard met verschillende orthodontische afwijkingen. Bij deze afwijkende mondgewoonte wordt de mond bijna altijd open gehouden. Vaak wordt er door de mond in plaats van door de neus ademgehaald. De tong ligt gewoonlijk veel lager in de mond en ligt niet zoals normaal tegen het gehemelte aan. Hierdoor ontwikkelen de bovenkaak en de boventandboog zich onvoldoende in de breedte. Het resultaat is dat de bovenkiezen ten opzichte van de onderkiezen te ver naar binnen gaan staan. Deze afwijkende stand van de kiezen wordt een kruisbeet genoemd. Door het continu openhangen van de mond groeit de onderkaak niet naar voren toe, maar omlaag. De ondertanden komen vaak niet meer in contact met de boventanden (open beet). In het algemeen hebben kinderen met open-mondgedrag een lang en smal gezicht.
Invloeden van buitenaf
Tijdens de groeiperiode kunnen de ontwikkeling van het gebit en de groei van de kaken ook door invloeden van buitenaf worden verstoord. Vaak gaat het dan om tandheelkundige en medische ingrepen of verwondingen door een ongeval. Een veelvoorkomend voorbeeld hiervan is het opschuiven van tanden en kiezen in de ruimte die ontstaat na het voortijdige verlies van een melktand of melkkies. Deze situatie kan zich b.v. voordoen na het trekken van een melktand of melkkies. Ook kan het zo zijn dat een melktand door een valpartij verloren raakt. Door het opschuiven van tanden en kiezen krijgen andere blijvende tanden en kiezen die later moeten doorbreken te weinig ruimte om goed in de rij te komen.
Wie komen voor behandeling in aanmerking?
In principe kan een orthodontische behandeling op elke leeftijd worden gedaan. Wel moeten de conditie en het onderhoud van het gebit goed zijn. Ook volwassenen kunnen heel goed met beugels worden behandeld. De meeste behandelingen worden echter in de leeftijdsperiode van 10 tot 15 jaar uitgevoerd. In deze leeftijdsperiode kan de kaakgroei nog worden beïnvloed en kan er nog gebruik worden gemaakt van de ruimte die bij het wisselen vrijkomt. Tijdens de groeiperiode bewegen de tanden en kiezen ook vaak het snelst. Het is vaak niet verstandig om een orthodontische behandeling al op heel jonge leeftijd te starten. De behandeling gaat dan veel langer duren. De kans is dan groot dat de patiënt niet meer aan de behandeling wil meewerken tegen de tijd dat het blijvende gebit is doorgebroken. Bovendien is het vaak moeilijk om op heel jonge leeftijd al te voorspellen hoe het gebit zich uiteindelijk zal ontwikkelen.Ook na de groeiperiode kan het gebit met beugels worden rechtgezet. Het is dan echter niet meer mogelijk om de stand van de kaken met beugels te beïnvloeden. De stand van de kaken kan na de groeiperiode nog wel door middel van een kaakoperatie (osteotomie) worden gecorrigeerd. Bij een dergelijke behandeling wordt het gebit eerst door de orthodontist met een vaste beugel rechtgezet. Hierna wordt de stand van de kaken door de kaakchirurg operatief gecorrigeerd.
Een orthodontist is een gespecialiseerde tandarts die geen gaatjes vult of kiezen trekt, maar zich uitsluitend bezighoudt met het maken en bijstellen van beugels. Aan de hand van modellen van het gebit en röntgenfoto's beoordeelt hij de stand van het gebit en de kaken. Tanden en kaken kunnen op heel veel verschillende manieren verkeerd staan. Er bestaan dan ook talloze soorten beugels voor het corrigeren van de stand van de tanden en kaken. Tijdens de vierjarige fulltime specialistenopleiding heeft de orthodontist geleerd met welke beugels bepaalde gebitsafwijkingen het best kunnen worden behandeld.
Met behulp van speciale kunstkaken heeft hij met allerlei soorten beugels leren werken. De orthodontist heeft onder begeleiding geleerd om patiënten met beugels te behandelen. De orthodontist werkt nauw samen met de tandarts. In eerste instantie beoordeelt de tandarts of een orthodontische behandeling wenselijk is. Hij regelt dat de patiënt op tijd door de orthodontist gezien wordt. Ook zorgt de tandarts ervoor dat de conditie van het gebit en het tandvlees zo goed mogelijk is.
In overleg met de orthodontist worden er na afloop van een orthodontische behandeling soms tandheelkundige voorzieningen (b.v. kronen of bruggen) door de tandarts gemaakt. Ook worden tanden, als ze bijvoorbeeld niet mooi van vorm zijn, door de tandarts na afloop van een beugelbehandeling nog wat mooier gemaakt. Orthodontisten werken ook veel samen met kaakchirurgen en andere specialisten.
Als je tanden en kiezen niet goed op elkaar passen of scheef staan kan de tandarts je naar de orthodontist verwijzen. Een orthodontische behandeling kan in een aantal fasen worden ingedeeld.
Tijdens het eerste bezoek (eerste consultatie) beoordeelt de orthodontist of een beugel aan te bevelen is. Als de orthodontist vindt dat een beugel gewenst is, kan het zijn dat het nog te vroeg is voor een beugelbehandeling. Meestal wordt de ontwikkeling van het gebit door de orthodontist dan verder gevolgd. De orthodontist kan ook oefeningen voorschrijven of kleine (beugel)behandelingen uitvoeren om te voorkomen dat de orthodontische afwijking verergert. Soms verwijst de orthodontist door naar andere deskundigen, b.v. de logopedist(e), indien de gebitsafwijking met problemen op andere vakgebieden samenhangen. Behandelingen om het verergeren van een orthodontische afwijking te voorkomen worden interceptieve behandelingen genoemd (interceptieve fase). Het kan ook voorkomen dat het niet raadzaam is om een beugel te maken. De reden hiervan kan zijn dat de conditie van het gebit niet goed genoeg is. Ook kan het zo zijn dat het gebit nauwelijks afwijkingen vertoont. Sommigen storen zich niet aan een gebitsafwijking.
Een orthodontische behandeling wordt niet zomaar ineens begonnen. Tijdens het eerste bezoek stelt de orthodontist een aantal vragen en kijkt hij naar de vorm van het gezicht en de stand van het gebit. Op grond hiervan stelt hij een voorlopige diagnose. Als behandeling wenselijk lijkt dan volgt er een uitgebreid onderzoek of “Begin-Behandeling records” (BBrecords).
Er worden dan afdrukken van het gebit (voor gebitsmodellen) en een aantal "gewone" foto's en röntgenfoto's gemaakt.
Er bestaan talloze soorten beugels. Ze worden vaak in drie soorten ingedeeld:
Allereerst zijn er de uitneembare beugels, ook wel losse beugels genoemd. Deze beugels heten zo omdat ze door de drager of draagster uit de mond kunnen worden gehaald. Uitneembare beugels zijn gemaakt van plastic (eigenlijk kunsthars) waaraan metalen draden zijn vastgemaakt. Er zijn verschillende soorten uitneembare beugels. Een veelgebruikte uitneembare beugel is het plaatapparaat, ook wel plaatje geheten. Deze beugel bestaat uit een plastic plaat die tegen het gehemelte aansluit. Aan het plastic zitten allerlei metalen draden. Een plaatapparaat kan ook voor het ondergebit worden gebruikt. Een andere veel gebruikte uitneembare beugel is de activator. Deze beugel wordt ook vaak blokbeugel, dubbele beugel of dubbeldekker genoemd. Eigenlijk bestaat de activator uit een uitneembare onder- en bovenbeugel die aan elkaar zijn vastgemaakt. Er zijn een heleboel verschillende activatoren.
Verder is er de vaste beugel. Deze vaste beugel - ook wel blokjes-, plaatjes-, slotjesbeugel genoemd - kan door de drager of draagster niet uit de mond worden genomen. De vaste beugel bestaat uit slotjes (brackets) die op de tanden worden geplakt. Om de kiezen zitten meestal metalen ringetjes (banden). Daarop zitten kleine metalen buisjes. Door de slotjes en buisjes loopt een veerkrachtige draad. Er bestaan ook nog andere soorten beugels die niet uit de mond kunnen worden gehaald b.v. de zgn. hyrax (zie beugelgalerij). Deze beugels zitten meestal met ringetjes aan de kiezen vast.
Tenslotte is er de buitenbeugel, ook vaak aangeduid als buitenboordbeugel of buitenboordmotor. De officiële naam voor deze beugel is headgear. Meestal bestaat de buitenbeugel uit een metalen verbindingsgedeelte (facebow) dat aan ringetjes om kiezen of een beugel in de mond kan worden bevestigd. Aan dit verbindingsgedeelte kan een band in de nek (nekbeugel) of een petje op het hoofd (petjesbeugel) worden vastgemaakt. Verder is er ook nog een buitenbeugel die langs de voorkant van het gezicht loopt. Deze beugel wordt niet zo vaak gebruikt. De buitenbeugel wordt vaak met een activator of een vaste beugel gecombineerd. Een buitenbeugel kan door de patiënt worden uitgedaan.Tijdens een orthodontische behandeling worden er vaak verschillende (soorten) beugels gebruikt.
Hoe werken beugels?
Beugels oefenen via metalen draden krachten op tanden en kiezen uit. Hierdoor gaan de tanden en kiezen langzaam van plaats veranderen. Als de draden van de beugel na enige tijd zijn uitgewerkt worden deze door de orthodontist opnieuw bijgesteld (geactiveerd). De beugel voelt dan meestal weer strakker aan. Tijdens het bijstellen van uitneembare beugels moet er soms ook plastic van de beugel worden weggeslepen. Zo ontstaat er ruimte voor de verplaatsingen van de tanden en kiezen.
Een buitenbeugel wordt vaak gebruikt om de bovenkiezen naar achteren te bewegen. Hierdoor komt er ruimte voor het in de rij zetten van het bovengebit. Behandelingen met een activator (en soortgelijke blokbeugels) en met een buitenbeugel hebben vaak ook tot doel om de stand van de kaken te corrigeren. Een activator en een buitenbeugel kunnen de groei van de bovenkaak afremmen.
De groei van de onderkaak kan door een activator worden gestimuleerd.
Behandeling met een uitneembare beugel
Voor het maken van een uitneembare beugel moeten er eerst afdrukken van het gebit worden gemaakt. Door het orthodontisch laboratorium wordt de beugel op een model van het gebit gemaakt. Soms wordt de beugel hierna eerst nog in een proefversie bij de patiënt gepast. Als de beugel klaar is wordt hij geplaatst en krijgt de patiënt instructies mee over het dragen van de beugel. Vaak moeten uitneembare beugels dag en nacht worden gedragen.
Tenzij er andere instructies zijn gegeven mogen uitneembare beugels alleen bij tandenpoetsen en hele ruwe sport even worden uitgelaten. Activatoren (blokbeugels) moeten ook met eten worden uitgedaan. Bij het tandenpoetsen moet ook de beugel zelf goed onder de kraan worden schoongeborsteld.
Na het plaatsen van een uitneembare beugel zijn de tanden en kiezen de eerste dagen vooral tijdens het eten gevoelig. Ook kunnen de wang, tong en lippen door de beugel geïrriteerd raken. De klachten nemen na een aantal dagen af. Bij sommige beugels (activatoren) kunnen er pijnlijke plekjes aan binnenzijde van de kaken ontstaan. Indien deze plekjes niet overgaan of steeds groter worden dan zal de orthodontist wat plastic van de beugel wegslijpen. De meesten zijn na een week aan de beugel gewend.
Een uitneembare beugel wordt in de regel één keer in de 4 tot 8 weken door de orthodontist bijgesteld. Meestal worden dan de metalen draden van de beugel bijgebogen. De beugel voelt dan weer strakker aan. Soms moet er ook plastic van de beugel worden weggeslepen. Zo ontstaat er ruimte voor de verplaatsingen van de tanden en kiezen.
Aan het eind van de behandeling wordt een uitneembare beugel alleen nog 's nachts gedragen.
Behandeling met een vaste beugel
Een vaste beugel wordt er meestal in een aantal stappen ingezet. De eerste keer worden er kleine elastiekjes tussen de achterste kiezen geplaatst (gesepareerd). Deze elastiekjes duwen de achterste kiezen iets van elkaar af. Hierdoor ontstaat er ruimte tussen de kiezen voor het maken van ringetjes (banden) om de kiezen. Aan deze ringen zitten kleine buisjes. De ringen worden de volgende afspraak gepast en met een soort lijm (cement) vastgezet (gebandeerd).
Vervolgens worden de slotjes op de tanden en kiezen geplakt. De tanden en kiezen worden eerst heel goed schoon en droog gemaakt. Daarna wordt er een zure vloeistof op de tanden en kiezen aangebracht. Hierdoor worden de tanden en kiezen ruw gemaakt, zodat de slotjes beter vast blijven zitten. De slotjes worden met een soort lijm op de tanden en kiezen vastgeplakt. Tenslotte wordt er een dunne veerkrachtige draad in de buisjes en slotjes vastgezet. Deze draad levert kleine krachten die de tanden en kiezen geleidelijk van plaats doen veranderen.
Na het plaatsen van een vaste beugel zijn de tanden en kiezen de eerste dagen vooral tijdens eten gevoelig. Ook kunnen de wang, tong en lippen geïrriteerd raken door de uitsteeksels van de beugel. Met speciale was (een soort stopverf) kunnen scherpe uitsteeksels worden afgedekt. De klachten nemen na een aantal dagen af en de meesten zijn na een week aan de beugel gewend. Bij een vaste beugel mogen geen harde, taaie en kleverige dingen worden gegeten, omdat de slotjes dan kunnen afbreken.
Ook moet er extra goed worden gepoetst, omdat voedsel gemakkelijk om de slotjes blijft vastzitten. Soms wordt aangeraden om zo weinig mogelijk frisdrank te drinken, omdat anders de ringetjes om de kiezen eerder los kunnen gaan.
Een vaste beugel wordt in de regel één keer in de 4 tot 6 weken door de orthodontist bijgesteld. Meestal wordt de draad die in de buisjes loopt vervangen of bijgebogen. De beugel voelt dan weer strakker aan. Vaak zitten er ook elastiekjes aan de beugel vast. Deze moeten regelmatig worden vervangen.
Aan het eind van de behandeling wordt de beugel verwijderd. De slotjes worden met een speciale tang van de tanden afgehaald. De lijm laat dan meteen los. De meesten voelen hier vrijwel niets van. De lijmresten worden vervolgens weer van de tanden en kiezen weggehaald en alles wordt mooi gepolijst.
Behandeling met een buitenbeugel
Het metalen verbindingsgedeelte (facebow) van de buitenbeugel wordt bij de patiënt precies op maat gemaakt. Het deel dat in de mond zit wordt in buisjes geschoven die vastzitten aan ringetjes om bovenkiezen. Aan het deel dat buiten de mond loopt wordt een band in de nek of op het hoofd vastgemaakt.
Na het plaatsen van een buitenbeugel kunnen de kiezen waar de beugel aan vastzit de eerste tijd vooral 's ochtends vroeg gevoelig zijn. Ook raken de wang en lippen vaak wat geïrriteerd. De buitenbeugel ligt hier immers tegenaan. Sommige patiënten moeten er in het begin aan wennen om met een buitenbeugel te slapen. Al deze klachten nemen na verloop van tijd af. De meesten zijn na een week aan de beugel gewend. Als je in het begin veel last van de beugel hebt kun je gerust de eerste paar dagen enkele pijnstillers nemen.
Een buitenbeugel kan door de drager of draagster ervan zelf worden uitgedaan. Meestal moeten buitenbeugels ongeveer 14 uur per dag (’s avonds en ’s nachts) worden gedragen.
Vaak wordt een buitenbeugel gecombineerd met andere beugels, zoals een activator (blokbeugel) of vaste apparatuur. Bij sommige activatoren zit het metalen verbindingsgedeelte van de buitenbeugel vast in het plastic van de activator. Het verbindingsdeel hoeft dan niet in buisjes te worden geschoven.
Doorgaans wordt een buitenbeugel één keer in de 4 tot 6 weken door de orthodontist gecontroleerd en bijgesteld.
Welke retentiebeugels zijn er?
Na afloop van een orthodontische behandeling hebben de tanden de neiging om weer in de oude stand te gaan staan. Daarom worden er na de (actieve) orthodontische behandeling meestal afbouwbeugels (retentiebeugels) gemaakt. Deze zorgen ervoor dat het gebit zo goed mogelijk in de gecorrigeerde stand blijft staan.
Er zijn heel veel soorten retentiebeugels. Vaak wordt het gebit met een uitneembare beugel vastgehouden.
In het begin moet deze uitneembare beugel dag en nacht worden gedragen. Na verloop van tijd hoeft de beugel alleen nog 's nachts te worden gedragen.
Een andere retentiebeugel is de spalk. Dat is een dunne metalen draad die achter de tanden wordt vastgelijmd. Een retentiespalk wordt vaak alleen achter de ondertanden vastgezet. De spalk kan echter ook achter de boventanden worden vastgeplakt. Een retentiespalk is vrijwel onzichtbaar en levert doorgaans weinig problemen op. In de regel wordt de spalk jarenlang achter de tanden gelaten. Uiteindelijk houdt de tandarts de spalk meestal verder onder controle.
Adres
Orthopar
Herbert Hooverplein 20 bus 0001
3000 Leuven
Openingsuren
Maandag tot vrijdag 9u tot 18u
Zaterdag & zondag gesloten
Contact
Phone: + 32 (0)16 202052
Email: info@orthopar.be
©Copyright 2015 - Orthopar BVBA. All Rights Reserved.